Informatie over het woord zieden (Nederlands → Esperanto: boli)

Synoniemen: borrelen, koken, op het kookpunt zijn

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzidə(n)/
Afbrekingzie·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zied(ik) ziedde
(jij) ziedt(jij) ziedde
(hij) ziedt(hij) ziedde
(wij) zieden(wij) ziedden
(jullie) zieden(jullie) ziedden
(gij) ziedt(gij) zieddet
(zij) zieden(zij) ziedden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ziede(dat ik) ziedde
(dat jij) ziede(dat jij) ziedde
(dat hij) ziede(dat hij) ziedde
(dat wij) zieden(dat wij) ziedden
(dat jullie) zieden(dat jullie) ziedden
(dat gij) ziedet(dat gij) zieddet
(dat zij) zieden(dat zij) ziedden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ziedend, ziedende(hebben) gezied

Vertalingen

Afrikaanskook
Catalaansbullir
Deenskoge
Duitsbrausen; kochen; sieden
Engelsboil; seethe
Esperantoboli
Faeröerskóka
Finskiehua
Fransbouillir
Hongaarsforr
IJslandssjóða
Italiaansbollire
Jamaicaans Creoolsbwail
Nederduitskoaken
Noorskoke
Portugeesestar em embulição; ferver
Roemeensfierbe
Russischкипеть
Saterfriesbruddelje; bruusje; sjoode
Schotsbyle
Spaanshervir
Westerlauwers Friessiede; koaitsje
Zweedskoka