Information über das Wort fuĝi

WortartVerb
Trennungfuĝ·i

Konjugation

Indikativ
Präsensfuĝas
Präteriumfuĝis
Futurfuĝos
 
Konditional
fuĝus
 
Imperativ
fuĝu

Aktive Partizipien
Präsensfuĝanta
Präteriumfuĝinta
Futurfuĝonta

Übersetzungen

Afrikaansvlug; uitvlug
Deutschfliehen; entfliehen; flüchten
Englischflee; run
Luxemburgischflüchten
Niederdeutschvlüchten
Niederländischde benen nemen; ervandoor gaan; vlieden; vluchten; zich uit de voeten maken; de wijk nemen; de kuiten nemen; ontvluchten; wegvluchten
Spanischhuir
Westfriesischflechtsje; útnaaie