Informatie over het woord boot (Nederlands → Esperanto: boato)

Synoniem: schuit

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/bot/
Afbrekingboot
Geslachtmanlijk of vrouwelijk
Meervoudboten

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
bootjebootjes

Voorbeelden van gebruik

De zoon van het opperhoofd kwam aan land, wilde zijn boot vastmaken en wegrennen.
Je kunt niet op Lettermullen wonen en niet gewend aan boten zijn.
Laat de boot onder de struiken liggen zodat ze niet gezien kan worden.
De overblijfselen zijn vermoedelijk van een 62‐jarige man die zaterdag door een krokodil uit een boot werd gesleurd in het nationale park Kakadu.
Boten zullen uw reis misschien enige tijd lang minder moeizaam maken.
Zij trokken de laatste boot op de oever en droegen haar tussen de bomen.

Vertalingen

Afrikaansboot
Albaneeslundra
Catalaansbarca de rems
Deensbåd
DuitsBoot
Engelsboat
Engels (Oudengels)bat
Esperantoboato
Faeröersbátur
Finssoutuvene
Fransbarque; bateau
Grieksβάρκα; καΐκι
Hongaarscsónak
IJslandsbátur
Italiaansbarca
Jamaicaans Creoolsbuot
Latijnalveus; cumba; cymba; navia; scapha
Maleiskapal
Noorsbåt
Papiamentsboto
Poolsłodź
Portugeesbarco; batel; bote; canoa; escaler
Russischлодка; бот
SaterfriesBoot
Schotsboat
Schots-Gaelischbàta
Spaansbote; lancha
Srananboto
Swahilimashua
Tagalogbanká; lundáy
Thaisเรือ
Tsjechischčlun; loďka
Turksgemi; kayık; sandal
Westerlauwers Friesboat
Zweedsbåt