Informatie over het woord Bevölkerung (Duits → Esperanto: loĝantaro)

Uitspraak/bəˈfœlkərʊŋ/
AfbrekingBe·völ·ke·rung
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtvrouwelijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefBevölkerungBefölkerungen
GenitiefBevölkerungBefölkerungen
DatiefBevölkerungBefölkerungen
AccusatiefBevölkerungBefölkerungen

Voorbeelden van gebruik

Die Bevölkerung war am Donnerstagabend kurz nach den Schüssen durch eine amtliche Gefahrendurchsage gewarnt worden.
Von 1961 bis 1991 nahm die Bevölkerung Jugoslawiens um 25% zu.

Vertalingen

Afrikaansbevolking
Deensbefolkning
Engelspopulation
Esperantoloĝantaro
Franspopulation
Italiaanspopulazione
Jamaicaans Creoolspapyulieshan
LuxemburgsBevëlkerung
Nederlandsbevolking; zielental
Noorsbefolkning
Papiamentspopulashon
Portugeespopulação
SaterfriesBefoulkenge
Spaanspoblación
Tsjechischobyvatelstvo; populace
Westerlauwers Friesbefolking
Zweedsbefolkning