Informatie over het woord gezin (Nederlands → Esperanto: familio)

Synoniemen: familie, huisgezin

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ɣəˈzɪn/
Afbrekingge·zin
Geslachtonzijdig
Meervoudgezinnen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
gezinnetjegezinnetjes

Voorbeelden van gebruik

Het was in de tachtiger jaren gebeurd, en een heel gezin was verdwenen of gedood.
’s Zondags wandelden we met het gezin in het bos.

Vertalingen

Afrikaansfamilie; gesin
Albaneesfamilje
Catalaansfamília
Deensfamilie
DuitsFamilie
Engelsfamily
Engels (Oudengels)mægþ; hus
Esperantofamilio
Faeröershúsfólk; hýski; ætt; familja
Finsperhe
Fransfamille
Hawaiaansʻohana
Hongaarscsalád
IJslandsfjölskylda; ætt
Italiaansfamiglia
Jamaicaans Creoolsfambili
Latijnfamilia; gens
LuxemburgsFamill
Maleiskeluarga; pamili; famili
Nederduitsfamily
Noorsfamilie
Papiamentsfamia
Poolsrodzina
Portugeesfamília
Roemeensfamilie
Russischсемья
SaterfriesFamilie; Fjundskup
Schots-Gaelischteaghlach
Spaansfamilia
Srananfamiri
Thaisครัว; ครอบครัว
Tsjechischčeleď; rodina
Turksaile
Westerlauwers Friesfamylje; húshâlding
Zweedsfamilj