Informasie oor die woord pijn (Nederlands → Esperanto: doloro)

Sinonieme: wee, zeer

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/pɛi̯n/
Afbrekingpijn
Geslaghistories vroulik, teënwoordig ook manlik
Meervoudpijnen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
pijntjepijntjes

Voorbeelde van gebruik

De man gilde van pijn en tolde op zijn benen.
Ben je nou met die pijn naar de dokter geweest, pa?
Ik heb pijn aan m’n been.

Vertalinge

Afrikaanspyn
Albaniesdhembje
Deenssmerte
DuitsSchmerz; Weh; Schmerzen
Engelspain; ache
Engels (Ou Engels)æce; sar
Esperantodoloro
Faroëespína
Finssärky
Fransdouleur; mal; peine
Grieksπόνος
Hongaarsfájdalom
Italiaansdolore
Katalaansdolor; mal
Maleissakit
Noorssmerte; pine
Papiamentsdoló; dolór; due
Poolsból
Portugeesaflição; dor
Roemeensdurere
Russiesболь
SaterfriesPiene; Smaat
Skots-Gaeliespian
Spaansdolor
Srananpen
Sweedspina; smärta; värk
Thaiความเจ็บปวด; เจ็บปวด; ปวด
Tsjeggiesbolení; bolest
Turksacı; ağrı; azap
Wes‐Friespine
Yslandsverkur