Informatie over het woord wijden (Nederlands → Esperanto: beni)

Synoniemen: inwijden, inzegenen, zegenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛi̯də(n)/
Afbrekingwij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wijd(ik) wijdde
(jij) wijdt(jij) wijdde
(hij) wijdt(hij) wijdde
(wij) wijden(wij) wijdden
(jullie) wijden(jullie) wijdden
(gij) wijdt(gij) wijddet
(zij) wijden(zij) wijdden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wijde(dat ik) wijdde
(dat jij) wijde(dat jij) wijdde
(dat hij) wijde(dat hij) wijdde
(dat wij) wijden(dat wij) wijdden
(dat jullie) wijden(dat jullie) wijdden
(dat gij) wijdet(dat gij) wijddet
(dat zij) wijden(dat zij) wijdden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wijdwijdt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wijdend, wijdende(hebben) gewijd

Vertalingen

Catalaansbeneir
Duitssegnen; einsegnen; benedeien
Engelsbless
Engels (Oudengels)bletsian
Esperantobeni
Faeröersvælsigna
Finssiunata
Fransbénir
Hongaarsáld
Italiaansbenedire
Papiamentsbendishoná
Portugeesabençoar; bendizer; benzer
Russischблагословить; благословлять
Saterfriessäägenje
Schotsbliss
Spaansbendecir
Srananbresi; seygi
Tsjechischblahořečit; požehnat; velebit; žehnat
Zweedssigna; välsigna