Informatie over het woord landgoed (Nederlands → Esperanto: bieno)

Synoniemen: bezitting, boerderij, boerenplaats, goed, plaats, zate, hoeve

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈlɑntxut/
Afbrekingland·goed
Geslachtonzijdig
Meervoudlandgoederen

Voorbeelden van gebruik

Vrouwe Anna wenst jullie niet op haar landgoed te ontvangen.
Maar als jongen had ik dikwijls gelogeerd op Styles, het landgoed van zijn moeder in Essex.
Ik ben nu vier dagen op mijn landgoed en ik heb nog geen ogenblik rust gehad.

Vertalingen

Afrikaansplaas; boerdery
Catalaanshisenda
Deensbondegård; gård
DuitsBauernhof; Besitzung; Gut; Landgut; Bauerngut
Engelsestate; property
Engels (Oudengels)þorp
Esperantobieno
Faeröersbóndagarður
Finsmaatila
Fransbien; domaine; fonds; propriété; propriété foncière
Hongaarsgazdaság
IJslandsbú; búgarður; stórbýli
Italiaansbene; fattoria
Latijnvicus; villa; stabulum
Nederduitsbuurderye
Noorsgård
Portugeesbens de raiz; domínio; fazenda; granja; propriedade; roça; terras
Russischферма; имение
SaterfriesBuuräi; Buurenhoaf; Ploats; Stede
Schotsferm
Spaansfinca; propriedad
Welsfferm
Westerlauwers Friesboerepleats; boupleats; pleats
Zweedsbondgård; gård; säteri