Synoniemen: aframmelen, afranselen, beuken, een pak rammel geven
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑftœy̯ɣə(n)/ |
---|
Afbreking | af·tui·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) tuig af | (ik) tuigde af |
(jij) tuigt af | (jij) tuigde af |
(hij) tuigt af | (hij) tuigde af |
(wij) tuigen af | (wij) tuigden af |
(jullie) tuigen af | (jullie) tuigden af |
(gij) tuigt af | (gij) tuigdet af |
(zij) tuigen af | (zij) tuigden af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) aftuige | (dat ik) aftuigde |
(dat jij) aftuige | (dat jij) aftuigde |
(dat hij) aftuige | (dat hij) aftuigde |
(dat wij) aftuigen | (dat wij) aftuigden |
(dat jullie) aftuigen | (dat jullie) aftuigden |
(dat gij) aftuiget | (dat gij) aftuigdet |
(dat zij) aftuigen | (dat zij) aftuigden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
tuig af | tuigt af |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
aftuigend, aftuigende | (hebben) afgetuigd |