Informatie over het woord kampen (Nederlands → Esperanto: batali)

Synoniemen: strijden, strijd voeren, vechten, een gevecht leveren, strijd leveren, slag leveren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkɑmpə(n)/
Afbrekingkam·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kamp(ik) kampte
(jij) kampt(jij) kampte
(hij) kampt(hij) kampte
(wij) kampen(wij) kampten
(jullie) kampen(jullie) kampten
(gij) kampt(gij) kamptet
(zij) kampen(zij) kampten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kampe(dat ik) kampte
(dat jij) kampe(dat jij) kampte
(dat hij) kampe(dat hij) kampte
(dat wij) kampen(dat wij) kampten
(dat jullie) kampen(dat jullie) kampten
(dat gij) kampet(dat gij) kamptet
(dat zij) kampen(dat zij) kampten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kampkampt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kampend, kampende(hebben) gekampt

Voorbeelden van gebruik

Want hij geloofde dat de boodschap van de dromen een sommatie was en dat het uur eindelijk was gekomen waarop de erfgenaam van Elendil naar voren moest komen en met Sauron om de heerschappij kampen.
Het scheen mij onmogelijk tegen mijn noodlot te kampen.

Vertalingen

Afrikaansstry; stryd voer; veg
Albaneesluftoj
Catalaansbatallar
Deenskæmpe; slås
Duitskämpfen; streiten
Engelscontend; fight
Engels (Oudengels)fehtan; winnan
Esperantobatali
Faeröersberjast
Finstaistella
Fransbatailler; combattre; luter
Grieksαγωνίζομαι
Hongaarsharcol; kűzd; verekszik
IJslandsslást
Jamaicaans Creoolsfait
Jiddischקעמפֿן
Latijnbattuere; dimicare; fendere; pugnare; luctare
Luxemburgsstreiden
Maleisberkelahi; kelahi; lawan
Noorsslåss
Papiamentsbringa
Poolswalczyć
Portugeesbatalhar; brigar; combater; guerrear; lidar; lutar; pelejar
Russischбороться
Saterfrieskämpfje; kampje
Schotsfecht
Schots-Gaelischsabaid
Spaansbatallar; combatir
Srananstreyfeti
Thaisต่อสู้
Tsjechischbojovat
Westerlauwers Friesfjochtsje
Zweedskämpa; slåss; strida