Informatie over het woord strikken (Nederlands → Esperanto: bantigi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) strik(ik) strikte
(jij) strikt(jij) strikte
(hij) strikt(hij) strikte
(wij) strikken(wij) strikten
(jullie) strikken(jullie) strikten
(gij) strikt(gij) striktet
(zij) strikken(zij) strikten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) strikke(dat ik) strikte
(dat jij) strikke(dat jij) strikte
(dat hij) strikke(dat hij) strikte
(dat wij) strikken(dat wij) strikten
(dat jullie) strikken(dat jullie) strikten
(dat gij) strikket(dat gij) striktet
(dat zij) strikken(dat zij) strikten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
strikstrikt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
strikkend, strikkende(hebben) gestrikt

Vertalingen

Engelsknot
Esperantobantigi
Portugeesfazer nó