Informatie over het woord verstoppen (Nederlands → Esperanto: ŝtopi)

Synoniemen: dichten, dichtmaken, dichtstoppen, stoppen, toestoppen, volstoppen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈstɔpə(n)/
Afbrekingver·stop·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verstop(ik) verstopte
(jij) verstopt(jij) verstopte
(hij) verstopt(hij) verstopte
(wij) verstoppen(wij) verstopten
(jullie) verstoppen(jullie) verstopten
(gij) verstopt(gij) verstoptet
(zij) verstoppen(zij) verstopten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verstoppe(dat ik) verstopte
(dat jij) verstoppe(dat jij) verstopte
(dat hij) verstoppe(dat hij) verstopte
(dat wij) verstoppen(dat wij) verstopten
(dat jullie) verstoppen(dat jullie) verstopten
(dat gij) verstoppet(dat gij) verstoptet
(dat zij) verstoppen(dat zij) verstopten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verstopverstopt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verstoppend, verstoppende(hebben) verstopt

Vertalingen

Catalaansatapeir; obstruir; sargir; tapar
Duitspfropfen; stopfen; verstopfen; zustopfen
Engelsblock; clog; stop up; choke; congest; plug; stop
Esperantoŝtopi
Faeröerstippa
Fransboucher; raccommoder
Portugeesarrolhar; obstruir; obturar; tampar; tapar
Saterfriesferstopje; knuusje; propje; propje; prousje; stopje; toustopje
Spaansobturar; tapar
Tsjechischucpat; zacpat