Informatie over het woord schroeven (Nederlands → Esperanto: ŝraŭbi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxruvə(n)/
Afbrekingschroe·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schroef(ik) schroefde
(jij) schroeft(jij) schroefde
(hij) schroeft(hij) schroefde
(wij) schroeven(wij) schroefden
(jullie) schroeven(jullie) schroefden
(gij) schroeft(gij) schroefdet
(zij) schroeven(zij) schroefden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schroeve(dat ik) schroefde
(dat jij) schroeve(dat jij) schroefde
(dat hij) schroeve(dat hij) schroefde
(dat wij) schroeven(dat wij) schroefden
(dat jullie) schroeven(dat jullie) schroefden
(dat gij) schroevet(dat gij) schroefdet
(dat zij) schroeven(dat zij) schroefden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schroefschroeft
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schroevend, schroevende(hebben) geschroefd

Voorbeelden van gebruik

Schroef het dopje van het flesje of van de tube.
Nadat wij onze droeve last in de sombere kelder op schragen hadden neergezet, lichtten wij het deksel, dat nog niet op de kist was geschroefd, een eindje op om naar het gezicht van de dode te kijken.

Vertalingen

Deensskrue
Duitsschrauben
Engelsscrew
Esperantoŝraŭbi
Papiamentsskruf
Portugeesatarraxar; parafusar
Saterfriesskruuwje
Schotsscrew
Spaansatornillar; fijar con tornillos
Srananskrufu
Westerlauwers Friesskroeve
Zweedsskruva