Informatie over het woord vastschroeven (Nederlands → Esperanto: ŝraŭbfiksi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvɑs(ts)xruvə(n)/
Afbrekingvast·schroe·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schroef vast(ik) schroefde vast
(jij) schroeft vast(jij) schroefde vast
(hij) schroeft vast(hij) schroefde vast
(wij) schroeven vast(wij) schroefden vast
(jullie) schroeven vast(jullie) schroefden vast
(gij) schroeft vast(gij) schroefdet vast
(zij) schroeven vast(zij) schroefden vast
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vastschroeve(dat ik) vastschroefde
(dat jij) vastschroeve(dat jij) vastschroefde
(dat hij) vastschroeve(dat hij) vastschroefde
(dat wij) vastschroeven(dat wij) vastschroefden
(dat jullie) vastschroeven(dat jullie) vastschroefden
(dat gij) vastschroevet(dat gij) vastschroefdet
(dat zij) vastschroeven(dat zij) vastschroefden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schroef vastschroeft vast
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
vastschroevend, vastschroevende(hebben) vastgeschroefd

Voorbeelden van gebruik

De stoel was vastgeschroefd aan de grond.
Ik heb het luik vastgeschroefd.

Vertalingen

Esperantoŝraŭbfiksi