Informatie over het woord bespatten (Nederlands → Esperanto: ŝprucmakuli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈspɑtə(n)/
Afbrekingbe·spat·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bespat(ik) bespatte
(jij) bespat(jij) bespatte
(hij) bespat(hij) bespatte
(wij) bespatten(wij) bespatten
(jullie) bespatten(jullie) bespatten
(gij) bespat(gij) bespattet
(zij) bespatten(zij) bespatten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bespatte(dat ik) bespatte
(dat jij) bespatte(dat jij) bespatte
(dat hij) bespatte(dat hij) bespatte
(dat wij) bespatten(dat wij) bespatten
(dat jullie) bespatten(dat jullie) bespatten
(dat gij) bespattet(dat gij) bespattet
(dat zij) bespatten(dat zij) bespatten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bespatbespat
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bespattend, bespattende(hebben) bespat

Vertalingen

Duitssprenkeln
Engelsspatter
Esperantoŝprucmakuli