Informatie over het woord uitspruiten (Nederlands → Esperanto: ŝosi)

Synoniem: spruiten

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spruit uit(ik) sproot uit
(jij) spruit uit(jij) sproot uit
(hij) spruit uit(hij) sproot uit
(wij) spruiten uit(wij) sproten uit
(jullie) spruiten uit(jullie) sproten uit
(gij) spruit uit(gij) sproot uit
(zij) spruiten uit(zij) sproten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitspruite(dat ik) uitsprote
(dat jij) uitspruite(dat jij) uitsprote
(dat hij) uitspruite(dat hij) uitsprote
(dat wij) uitspruiten(dat wij) uitsproten
(dat jullie) uitspruiten(dat jullie) uitsproten
(dat gij) uitspruitet(dat gij) uitsprotet
(dat zij) uitspruiten(dat zij) uitsproten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitspruitend, uitspruitende(zijn) uitgesproten

Vertalingen

Engelssprout
Esperantoŝosi