Informatie over het woord springen (Nederlands → Esperanto: ŝiriĝi)

Synoniemen: scheuren, uitscheuren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsprɪŋə(n)/
Afbrekingsprin·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spring(ik) sprong
(jij) springt(jij) sprong
(hij) springt(hij) sprong
(wij) springen(wij) sprongen
(jullie) springen(jullie) sprongen
(gij) springt(gij) sprongt
(zij) springen(zij) sprongen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) springe(dat ik) spronge
(dat jij) springe(dat jij) spronge
(dat hij) springe(dat hij) spronge
(dat wij) springen(dat wij) sprongen
(dat jullie) springen(dat jullie) sprongen
(dat gij) springet(dat gij) spronget
(dat zij) springen(dat zij) sprongen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
springend, springende(zijn) gesprongen

Vertalingen

Duitsreißen; einreißen
Engelstear
Esperantoŝiriĝi
Portugeesrasgar‐se
Schotsteir
Srananpriti
Westerlauwers Friesskuorre