Information about the word aandraaien (Dutch → Esperanto: ŝalti)

Synonyms: aandoen, aanknippen, aansteken, aanzetten, inschakelen, schakelen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈandraːjən/
Hyphenationaan·draai·en

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) draai aan(ik) draaide aan
(jij) draait aan(jij) draaide aan
(hij) draait aan(hij) draaide aan
(wij) draaien aan(wij) draaiden aan
(jullie) draaien aan(jullie) draaiden aan
(gij) draait aan(gij) draaidet aan
(zij) draaien aan(zij) draaiden aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aandraaie(dat ik) aandraaide
(dat jij) aandraaie(dat jij) aandraaide
(dat hij) aandraaie(dat hij) aandraaide
(dat wij) aandraaien(dat wij) aandraaiden
(dat jullie) aandraaien(dat jullie) aandraaiden
(dat gij) aandraaiet(dat gij) aandraaidet
(dat zij) aandraaien(dat zij) aandraaiden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
draai aandraait aan
Participles
Present participlePast participle
aandraaiend, aandraaiende(hebben) aangedraaid

Usage samples

Ik draaide het licht aan, en betrapte Giuseppe op heterdaad terwijl hij bezig was de inhoud van mijn leren koffer te onderzoeken.

Translations

Afrikaansaanskakel; aansit
Catalanconnectar; endollar
Englishturn on
Esperantoŝalti
Finnishkytkeä
Frenchallumer; brancher; mettre en circuit; mettre en marche; mettre le contact; ouvrir; tourner; tourner l’interrupteur
Germananschalten; einschalten
Hungariankapcsol
Italianaccendere
Malayloncat … meloncat
Polishwłączać
Portugueseacender; ligar
Russianвключать
Scottish Gaeliccuir air
Thaiเปิด