Informatie over het woord zweren (Nederlands → Esperanto: ĵuri)

Synoniemen: een eed afleggen, een eed doen, er een eed op doen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzʋeːrə(n/
Afbrekingzwe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zweer(ik) zwoer
(jij) zweert(jij) zwoer
(hij) zweert(hij) zwoer
(wij) zweren(wij) zwoeren
(jullie) zweren(jullie) zwoeren
(gij) zweert(gij) zwoert
(zij) zweren(zij) zwoeren
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zwere(dat ik) zwoere
(dat jij) zwere(dat jij) zwoere
(dat hij) zwere(dat hij) zwoere
(dat wij) zweren(dat wij) zwoeren
(dat jullie) zweren(dat jullie) zwoeren
(dat gij) zweret(dat gij) zwoeret
(dat zij) zweren(dat zij) zwoeren
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zweerzweert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zwerend, zwerende(hebben) gezworen

Voorbeelden van gebruik

Hij zwoer geen wraak te zullen nemen.

Vertalingen

Catalaansjurar
Deenssværge
Duitsbeeidigen; schwören; beschwören; einen Eid leisten; einen Eid schwören
Engelsswear; vow
Engels (Oudengels)swerian
Esperantoĵuri
Faeröerssvørja
Finsvannoa
Fransjurer; prêter serment
Italiaansgiurare
Jamaicaans Creoolsswier
Latijniurare
Nederduitsswearen
Papiamentshura
Portugeesjurar; prestar juramento
Roemeensjura
Saterfriesbe‐eedigje; besweere; beswööre
Spaansjurar
Sranansweri
Tsjechischpřísahat
Turksant içmek
Welstyngu
Westerlauwers Friesswarre
Zweedssvära