Informatie over het woord woelen (Nederlands → Esperanto: ĵetigadi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋulə(n)/
Afbrekingwoe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) woel(ik) woelde
(jij) woelt(jij) woelde
(hij) woelt(hij) woelde
(wij) woelen(wij) woelden
(jullie) woelen(jullie) woelden
(gij) woelt(gij) woeldet
(zij) woelen(zij) woelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) woele(dat ik) woelde
(dat jij) woele(dat jij) woelde
(dat hij) woele(dat hij) woelde
(dat wij) woelen(dat wij) woelden
(dat jullie) woelen(dat jullie) woelden
(dat gij) woelet(dat gij) woeldet
(dat zij) woelen(dat zij) woelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
woelwoelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
woelend, woelende(hebben) gewoeld

Vertalingen

Esperantoĵetigadi