Informatie over het woord gooien (Nederlands → Esperanto: ĵeti)

Synoniemen: flikkeren, uitspelen, werpen, pleuren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣoːjə(n)/
Afbrekinggooi·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) gooi(ik) gooide
(jij) gooit(jij) gooide
(hij) gooit(hij) gooide
(wij) gooien(wij) gooiden
(jullie) gooien(jullie) gooiden
(gij) gooit(gij) gooidet
(zij) gooien(zij) gooiden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) gooie(dat ik) gooide
(dat jij) gooie(dat jij) gooide
(dat hij) gooie(dat hij) gooide
(dat wij) gooien(dat wij) gooiden
(dat jullie) gooien(dat jullie) gooiden
(dat gij) gooiet(dat gij) gooidet
(dat zij) gooien(dat zij) gooiden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
gooigooit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
gooiend, gooiende(hebben) gegooid

Voorbeelden van gebruik

Hij kan uit een andere wagen zijn gegooid.

Vertalingen

Afrikaansgooi
Albaneeshedh
Catalaansllançar; llençar; tirar
Deenskaste
Duitswerfen
Engelspitch; throw; toss
Engels (Oudengels)weorpan
Esperantoĵeti
Faeröerskasta
Finsheittää
Fransjeter; projeter
Hongaarsdob
IJslandskasta
Italiaansgettare
Jiddischװאַרפֿן
Latijniacere
Luxemburgsschéissen
Maleisbaling; lempar … melempar; campak; lempar; lontar; melempar
Noorskaste; hive; slenge
Papiamentsbenta; tira
Poolsrzucać
Portugeesarremessar; atirar; lançar
Roemeensarunca
Russischбросать; кидать
Saterfriesgooie; klüütje; kuusje; slingerje; sloiderje; smiete; wamsje
Schotsthraw
Schots-Gaelischtilg
Spaansechar; lanzar
Srananfringi; iti
Thaisข้วาง; โยน; ปา
Tsjechischházet; hodit; vrhat; vrhnout
Turksatmak
Westerlauwers Friesgoaie
Zweedskasta; vräka