Informatie over het woord genieten (Nederlands → Esperanto: ĝui)

Synoniemen: genieten van, savoureren, zich verlustigen in

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɣəˈnitə(n)/
Afbrekingge·nie·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) geniet(ik) genoot
(jij) geniet(jij) genoot
(hij) geniet(hij) genoot
(wij) genieten(wij) genoten
(jullie) genieten(jullie) genoten
(gij) geniet(gij) genoot
(zij) genieten(zij) genoten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) geniete(dat ik) genote
(dat jij) geniete(dat jij) genote
(dat hij) geniete(dat hij) genote
(dat wij) genieten(dat wij) genoten
(dat jullie) genieten(dat jullie) genoten
(dat gij) genietet(dat gij) genotet
(dat zij) genieten(dat zij) genoten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
genietgeniet
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
genietend, genietende(hebben) genoten

Vertalingen

Afrikaansgeniet
Deensnyde
Duitsgenießen; auskosten; sich erfreuen an
Engelsenjoy
Esperantoĝui
Faeröersnjóta
Finsnauttia
Fransjouir; jouir de
Maleisnikmat
Papiamentsdjòdjò; gosa
Portugeesdesfrutar; fruir; gozar
Saterfriesgenäite; genjoote; sik fraue an; sik fraue uur
Spaansgozar
Westerlauwers Friesgeniete