Informatie over het woord hinderen (Nederlands → Esperanto: ĝeni)

Synoniemen: belemmeren, dwars zitten, derangeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɪndərə(n)/
Afbrekinghin·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hinder(ik) hinderde
(jij) hindert(jij) hinderde
(hij) hindert(hij) hinderde
(wij) hinderen(wij) hinderden
(jullie) hinderen(jullie) hinderden
(gij) hindert(gij) hinderdet
(zij) hinderen(zij) hinderden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hindere(dat ik) hinderde
(dat jij) hindere(dat jij) hinderde
(dat hij) hindere(dat hij) hinderde
(dat wij) hinderen(dat wij) hinderden
(dat jullie) hinderen(dat jullie) hinderden
(dat gij) hinderet(dat gij) hinderdet
(dat zij) hinderen(dat zij) hinderden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hinderhindert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hinderend, hinderende(hebben) gehinderd

Vertalingen

Catalaansamoïnar; empipar; emprenyar; fer la guitza; importunar
Deenshindre; forstyrre
Duitsbeengen; behindern; belästigen; genieren; lästig werden
Engelsannoy; encumber; hinder; inconvenience; trouble
Esperantoĝeni
Faeröersórógva
Finsvaivata
Fransdéranger; gêner
Italiaansdisturbare
Poolskrępować; przeszkadzać
Portugeesimportunar; incomodar; molestar
Roemeensderanja; incomoda; indispune
Saterfriesäängje; behinderje; lastich wäide; piesakje; skenierje; stööre
Spaansdificultar; estorbar; molestar; perturbar
Srananmoferi
Tsjechischnarušovat; porušit; rušit; vyrušovat
Turksaksatmak