Informatie over het woord afbikken (Nederlands → Esperanto: ĉirkaŭĉizi)

Synoniem: bikken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑvbɪkə(n)/
Afbrekingaf·bik·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bik af(ik) bikte af
(jij) bikt af(jij) bikte af
(hij) bikt af(hij) bikte af
(wij) bikken af(wij) bikten af
(jullie) bikken af(jullie) bikten af
(gij) bikt af(gij) biktet af
(zij) bikken af(zij) bikten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afbikke(dat ik) afbikte
(dat jij) afbikke(dat jij) afbikte
(dat hij) afbikke(dat hij) afbikte
(dat wij) afbikken(dat wij) afbikten
(dat jullie) afbikken(dat jullie) afbikten
(dat gij) afbikket(dat gij) afbiktet
(dat zij) afbikken(dat zij) afbikten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bik afbikt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afbikkend, afbikkende(hebben) afgebikt

Vertalingen

Duitsrings mit dem Meißel bearbeiten
Engelschip; chip off
Esperantoĉirkaŭĉizi