Informatie over het woord omarmen (Nederlands → Esperanto: ĉirkaŭbraki)

Synoniemen: omhelzen, omvademen, omvamen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔˈmɑrmə(n)/
Afbrekingom·ar·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) omarm(ik) omarmde
(jij) omarmt(jij) omarmde
(hij) omarmt(hij) omarmde
(wij) omarmen(wij) omarmden
(jullie) omarmen(jullie) omarmden
(gij) omarmt(gij) omarmdet
(zij) omarmen(zij) omarmden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) omarme(dat ik) omarmde
(dat jij) omarme(dat jij) omarmde
(dat hij) omarme(dat hij) omarmde
(dat wij) omarmen(dat wij) omarmden
(dat jullie) omarmen(dat jullie) omarmden
(dat gij) omarmet(dat gij) omarmdet
(dat zij) omarmen(dat zij) omarmden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
omarmomarmt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
omarmend, omarmende(hebben) omarmd

Vertalingen

Catalaansabraçar
Deensgive et knus; omfavne
Duitsumarmen; in die Arme nehmen; in die Arme schließen
Engelsembrace
Esperantoĉirkaŭbraki; brakumi; enbrakigi
Grieksαγκαλιάζω
IJslandsfaðma
Italiaansabbracciare
Jamaicaans Creoolsog
Noorsgi en klem
Papiamentsbrasa
Portugeesabarcar; abraçar
Spaansabrazar
Thaisกอด
Tsjechischobejmout; objímat
Zweedskrama; omfamna