Informatie over het woord vitten (Nederlands → Esperanto: ĉikani)

Synoniemen: bedillen, chicaneren, het lastig maken, koeioneren, vitten op

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvɪtə(n)/
Afbrekingvit·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vit(ik) vitte
(jij) vit(jij) vitte
(hij) vit(hij) vitte
(wij) vitten(wij) vitten
(jullie) vitten(jullie) vitten
(gij) vit(gij) vittet
(zij) vitten(zij) vitten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vitte(dat ik) vitte
(dat jij) vitte(dat jij) vitte
(dat hij) vitte(dat hij) vitte
(dat wij) vitten(dat wij) vitten
(dat jullie) vitten(dat jullie) vitten
(dat gij) vittet(dat gij) vittet
(dat zij) vitten(dat zij) vitten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vitvit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
vittend, vittende(hebben) gevit

Voorbeelden van gebruik

Zij vitte altijd op hem.

Vertalingen

Catalaansfer una novatada; mortificar un novençà
Duitsschikanieren; Kleinigkeiten tadeln
Engelsbadger; bait; carp at; cavil at; haze; quibble; bicker
Esperantoĉikani
Faeröersarga
Franschicaner
Portugeesaperrear; atazanar; chicanear; falar chicanas; fuxicar
SaterfriesKleenkroam lakschauje; Kleenkroam lakskauje; strapsierje; weege
Spaanscriticar; disputar; zaherir
Thaisดุด่า