Informatie over het woord bezemen (Nederlands → Esperanto: balai)

Synoniemen: opvegen, vegen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbezəmə(n)/
Afbrekingbe·ze·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bezem(ik) bezemde
(jij) bezemt(jij) bezemde
(hij) bezemt(hij) bezemde
(wij) bezemen(wij) bezemden
(jullie) bezemen(jullie) bezemden
(gij) bezemt(gij) bezemdet
(zij) bezemen(zij) bezemden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bezeme(dat ik) bezemde
(dat jij) bezeme(dat jij) bezemde
(dat hij) bezeme(dat hij) bezemde
(dat wij) bezemen(dat wij) bezemden
(dat jullie) bezemen(dat jullie) bezemden
(dat gij) bezemet(dat gij) bezemdet
(dat zij) bezemen(dat zij) bezemden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bezembezemt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bezemend, bezemende(hebben) gebezemd

Vertalingen

Catalaansagranar; escombrar
Deensfeje
Duitsfegen; kehren; abkehren; auskehren; abfegen; ausfegen; vor sich herfegen; hinwegfegen
Engelssweep; whisk
Esperantobalai
Faeröerssópa
Fransbalayer
Hongaarssöpör
Papiamentsbari
Portugeesvarrer; vasculhar; vassourar
Russischзаметать; мести
Saterfriesfeegje
Schots-Gaelischsguab
Spaansbarrer
Srananfigi; sibi
Thaisกวาด
Westerlauwers Friesfeie
Zweedssopa