Sinonieme: afbreken, opbreken, opheffen, ophouden met, stelpen, stoppen, stopzetten, kappen met, opgeven
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstakə(n)/ |
---|
Afbreking | sta·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(ik) staak | (ik) staakte |
(jij) staakt | (jij) staakte |
(hij) staakt | (hij) staakte |
(wij) staken | (wij) staakten |
(jullie) staken | (jullie) staakten |
(gij) staakt | (gij) staaktet |
(zij) staken | (zij) staakten |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat ik) stake | (dat ik) staakte |
(dat jij) stake | (dat jij) staakte |
(dat hij) stake | (dat hij) staakte |
(dat wij) staken | (dat wij) staakten |
(dat jullie) staken | (dat jullie) staakten |
(dat gij) staket | (dat gij) staaktet |
(dat zij) staken | (dat zij) staakten |
Gebiedende wys |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
staak | staakt |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
stakend, stakende | (hebben) gestaakt |
Ge kunt uw pogingen beter staken.
Het mannetje staakte zijn gehuppel en trad nader.
De anderen staakten hun gelach.
De vijand staakte nu het gevecht en vluchtte in wanorde alle kanten uit, terwijl de schutters hem achtervolgden.
Twee jaar geleden is er een kleine afvaardiging van edellieden naar de koning gegaan om hem te vragen deze buitensporige uitgaven te staken en de lasten van het volk te verlichten.
Het reddingswerk werd donderdag gestaakt omdat zich ondergronds opnieuw grote hoeveelheden methaangas hebben opgehoopt.