Informatie over het woord stoppen (Nederlands → Esperanto: ĉesi)

Synoniemen: aflaten, ophouden, uitscheiden, uitscheiden met, stoppen met, wijken, afbreken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstɔpə(n)/
Afbrekingstop·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stop(ik) stopte
(jij) stopt(jij) stopte
(hij) stopt(hij) stopte
(wij) stoppen(wij) stopten
(jullie) stoppen(jullie) stopten
(gij) stopt(gij) stoptet
(zij) stoppen(zij) stopten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) stoppe(dat ik) stopte
(dat jij) stoppe(dat jij) stopte
(dat hij) stoppe(dat hij) stopte
(dat wij) stoppen(dat wij) stopten
(dat jullie) stoppen(dat jullie) stopten
(dat gij) stoppet(dat gij) stoptet
(dat zij) stoppen(dat zij) stopten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stopstopt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stoppend, stoppende(zijn) gestopt

Voorbeelden van gebruik

De Russische minister van buitenlandse zaken Sergej Lavrov vertelde eerder vandaag al dat de Russen tijdens de gesprekken niet zullen stoppen met het bombarderen en beschieten van Oekraïense steden.

Vertalingen

Afrikaansophou
Catalaanscessar
Deensophøre
Duitsaufhören; abbrechen
Engelsstop
Engels (Oudengels)ablinnan
Esperantoĉesi
Faeröershalda uppat
Finslakata
Franscesser
Hongaarsmegszűnik
Italiaanscessare
Nederduitsstoppen
Poolsprzestać
Portugeescessar; parar de
Roemeensînceta; se opri; stopa
Saterfriesapheere
Spaanscesar
Sranankaba
Thaisหยุด
Tsjechischpřestat; přestávat; ustat
Westerlauwers Friesôfbrekke