Informatie over het woord timmeren (Nederlands → Esperanto: ĉarpenti)

Synoniem: bouwen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) timmer(ik) timmerde
(jij) timmert(jij) timmerde
(hij) timmert(hij) timmerde
(wij) timmeren(wij) timmerden
(jullie) timmeren(jullie) timmerden
(gij) timmert(gij) timmerdet
(zij) timmeren(zij) timmerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) timmere(dat ik) timmerde
(dat jij) timmere(dat jij) timmerde
(dat hij) timmere(dat hij) timmerde
(dat wij) timmeren(dat wij) timmerden
(dat jullie) timmeren(dat jullie) timmerden
(dat gij) timmeret(dat gij) timmerdet
(dat zij) timmeren(dat zij) timmerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
timmertimmert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
timmerend, timmerende(hebben) getimmerd

Vertalingen

Catalaansembigar; fustejar; fusterejar
Duitszimmern; zusammenzimmern; zurechtzimmern
Engelsbuild; carpenter
Esperantoĉarpenti
Finsveistää
Franscharpenter
Portugeescarpintejar; construir de madeira; desbastar
Saterfriestimmerje
Spaanscarpintear
Sranantemre
Zweedssnickra