Informo pri la vorto leven (nederlanda → esperanto: vivi)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈlevə(n)/
Dividole·ven

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) leef(ik) leefde
(jij) leeft(jij) leefde
(hij) leeft(hij) leefde
(wij) leven(wij) leefden
(jullie) leven(jullie) leefden
(gij) leeft(gij) leefdet
(zij) leven(zij) leefden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) leve(dat ik) leefde
(dat jij) leve(dat jij) leefde
(dat hij) leve(dat hij) leefde
(dat wij) leven(dat wij) leefden
(dat jullie) leven(dat jullie) leefden
(dat gij) levet(dat gij) leefdet
(dat zij) leven(dat zij) leefden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
leefleeft
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
levend, levende(hebben) geleefd

Uzekzemploj

Als die maar wisten dat hij nog leefde.
Wees blij dat u nog leeft!
Zonder ook maar één poging in het werk te stellen om de man, die misschien nog leefde, te helpen, holde hij de gang in om zich in veiligheid te stellen.
Ik ben blij dat Martin nog leeft.

Tradukoj

afrikansolewe
albanajetoj
anglalive
angla (malnovangla)leofian; libban
ĉeĥažít
danaleve
esperantovivi
feroaliva
finnaelää
francavivre
germanaleben
hispanavivir
hungaraél
italavivere
jidaלעבן
katalunaviure
kimrabyw
latinovivere
luksemburgialiewen
malajahidup
norvegaleve
okcidenta frizonalibje
papiamentobiba
platgermanaleaven
polażyć
portugalaviver
rusaжить; прожить
saterlanda frizonalieuwje
skotalive
skota gaelabi beò
surinamalibi
svedaleva
tajaมีชีวิต
turkayaşamak