Informatie over het woord man (Nederlands → Esperanto: viro)

Synoniemen: kerel, manmens, manspersoon, vent

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/mɑn/
Afbrekingman
Geslachtmanlijk
Genitiefmans
Meervoudmannen, mans

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
mannetjemannetjes

Voorbeelden van gebruik

Voor de poort stonden zeker twintig mannen te wachten om te horen wat er allemaal was gebeurd.
Het licht floepte uit en Wubbo begon de zakken van ’s mans kleren te doorzoeken.
Er klommen drie mannen uit het toestel.
De man zou bij de autoriteiten bekend staan als radicale islamist met psychische problemen.
Deze man is niet wat hij lijkt te zijn.
Hebt u deze man vermoord?
Sire, dan ben ik de man die u zoekt.
De eerste hoofdstukken gingen over het deel van ’s mans leven dat Stephens niet interesseerde.
Er kon een man zitten en dat moest ik weten.

Vertalingen

Afrikaansman; manspersoon
Albaneesmashkull
Catalaanshome; mascle
Deensmand
DuitsMann
Engelsman; male
Engels (Oudengels)guma; mann; wer; ceorl; esne
Esperantoviro
Faeröersmannfólk; maður
Finsmies
Franshomme; mâle
Hawaiaanskāne
Hongaarsférfi
IJslandskarlmaður; maður
Italiaansuomo
Jamaicaans Creoolsman
Jiddischמאַן; מאַנצביל
Kabylischargaz
Latijnvir; homo
LuxemburgsMann
Maleisorang; laki‐laki; lelaki; pria
Nederduitsman
Noorskar; mann
Papiamentshòmber
Poolsmąż; mężczyzna
Portugeeshomem; macho; varão
Roemeensbărbat; om
SaterfriesKäärel; Mon
Schotsman
Schots-Gaelischduine; fear
Spaanshombre; macho; varón
Srananman
Swahilimwanamume
Tagaloglalaki
Thaisชาย; ผู้ชาย; บุรุษ
Tsjechischmuž
Turksadam; erkek
Welsdyn
Westerlauwers Friesman
Zweedskarl; man