Ynformaasje oer it wurd varen (Nederlânsk → Esperanto: veturi)

Synonimen: gaan, karren, rijden

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈvaːrə(n)/
Ofbrekingva·ren

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) vaar(ik) voer
(jij) vaart(jij) voer
(hij) vaart(hij) voer
(wij) varen(wij) voeren
(jullie) varen(jullie) voeren
(gij) vaart(gij) voert
(zij) varen(zij) voeren
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) vare(dat ik) voere
(dat jij) vare(dat jij) voere
(dat hij) vare(dat hij) voere
(dat wij) varen(dat wij) voeren
(dat jullie) varen(dat jullie) voeren
(dat gij) varet(dat gij) voeret
(dat zij) varen(dat zij) voeren
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
vaarvaart
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
varend, varende(hebben/zijn) gevaren

Foarbylden fan gebrûk

Deze rivier waren de blanken waarschijnlijk op gevaren in hun wanhopige poging de Jappen de ontsnappen.

Oarsettingen

Esperantoveturi