Information über das Wort vergieten (Niederländisch → Esperanto: verŝi)

Synonyme: gieten, plengen, schenken, storten

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) vergiet(ik) vergoot
(jij) vergiet(jij) vergoot
(hij) vergiet(hij) vergoot
(wij) vergieten(wij) vergoten
(jullie) vergieten(jullie) vergoten
(gij) vergiet(gij) vergoot
(zij) vergieten(zij) vergoten
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) vergiete(dat ik) vergote
(dat jij) vergiete(dat jij) vergote
(dat hij) vergiete(dat hij) vergote
(dat wij) vergieten(dat wij) vergoten
(dat jullie) vergieten(dat jullie) vergoten
(dat gij) vergietet(dat gij) vergotet
(dat zij) vergieten(dat zij) vergoten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
vergietvergiet
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
vergietend, vergietende(hebben) vergoten

Übersetzungen

Albanischderdh
Dänischøse
Deutschgießen; schütten; schenken
Englischshed
Esperantoverŝi
Färöerischskeinkja; stoyta
Finnischkaataa
Französischverser
Italienischversare
Katalanischabocar; vessar
Niederdeutschgeyten; geten
Papiamentobasha
Polnischlać
Portugiesischderramar; despejar; verter
Saterfriesischferjoote; joote; skoanke
Schwedischgjuta; hälla; stöpa
Spanischderramar; verter
Thaiรด
Tschechischlít; sypat; vylít
Türkischakıtmak
Westfriesischjitte