Informatie over het woord schenken (Nederlands → Esperanto: verŝi)

Synoniemen: gieten, plengen, storten, vergieten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxɛŋkə(n)/
Afbrekingschen·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schenk(ik) schonk
(jij) schenkt(jij) schonk
(hij) schenkt(hij) schonk
(wij) schenken(wij) schonken
(jullie) schenken(jullie) schonken
(gij) schenkt(gij) schonkt
(zij) schenken(zij) schonken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schenke(dat ik) schonke
(dat jij) schenke(dat jij) schonke
(dat hij) schenke(dat hij) schonke
(dat wij) schenken(dat wij) schonken
(dat jullie) schenken(dat jullie) schonken
(dat gij) schenket(dat gij) schonket
(dat zij) schenken(dat zij) schonken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schenkschenkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schenkend, schenkende(hebben) geschonken

Voorbeelden van gebruik

Mevrouw is intussen binnengekomen en schenkt thee.
Hij schonk sherry uit een kristallen karaf en gaf hun ieder een glas.
Later op de middag voelden ze zich moe en werden stil totdat Helen thee ging schenken.
Hij schonk wijn.

Vertalingen

Albaneesderdh
Catalaansabocar; vessar
Deensøse
Duitsgießen; schütten; schenken
Engelspour
Esperantoverŝi
Faeröersskeinkja; stoyta
Finskaataa
Fransverser
Italiaansversare
Nederduitsgeyten; geten
Papiamentsbasha
Poolslać
Portugeesderramar; despejar; verter
Saterfriesferjoote; joote; skoanke
Spaansderramar; verter
Thaisรด
Tsjechischlít; sypat; vylít
Turksakıtmak
Westerlauwers Friesjitte
Zweedsgjuta; hälla; stöpa