Information about the word vegeteren (Dutch → Esperanto: vegeti)

Synonym: groeien

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vegeteer(ik) vegeteerde
(jij) vegeteert(jij) vegeteerde
(hij) vegeteert(hij) vegeteerde
(wij) vegeteren(wij) vegeteerden
(jullie) vegeteren(jullie) vegeteerden
(gij) vegeteert(gij) vegeteerdet
(zij) vegeteren(zij) vegeteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) vegetere(dat ik) vegeteerde
(dat jij) vegetere(dat jij) vegeteerde
(dat hij) vegetere(dat hij) vegeteerde
(dat wij) vegeteren(dat wij) vegeteerden
(dat jullie) vegeteren(dat jullie) vegeteerden
(dat gij) vegeteret(dat gij) vegeteerdet
(dat zij) vegeteren(dat zij) vegeteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vegeteervegeteert
Participles
Present participlePast participle
vegeterend, vegeterende(hebben) gevegeteerd

Translations

Czechrůst; vegetovat; živořit
Englishvegetate
Esperantovegeti
Faeroesegrógva; liva; vaksa
Finnishkasvaa
Frenchvégéter
Germanvegetieren
Portuguesevegetar
Saterland Frisianvegetierje
Spanishvegetar