Informatie over het woord variëren (Nederlands → Esperanto: variigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/variˈjeːrə(n)/
Afbrekingva·ri·e·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) varieer(ik) varieerde
(jij) varieert(jij) varieerde
(hij) varieert(hij) varieerde
(wij) variëren(wij) varieerden
(jullie) variëren(jullie) varieerden
(gij) varieert(gij) varieerdet
(zij) variëren(zij) varieerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) variëre(dat ik) varieerde
(dat jij) variëre(dat jij) varieerde
(dat hij) variëre(dat hij) varieerde
(dat wij) variëren(dat wij) varieerden
(dat jullie) variëren(dat jullie) varieerden
(dat gij) variëret(dat gij) varieerdet
(dat zij) variëren(dat zij) varieerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
varieervarieert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
variërend, variërende(hebben) gevarieerd

Vertalingen

Engelsvary
Esperantovariigi
Poolsurozmaicać
Portugeesfazer varar