Synoniemen: dolen, dwalen, ronddolen, rondzwerven, waren, zwerven, rondwaren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈrɔndʋalə(n)/ |
---|
Afbreking | rond·dwa·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) dwaal rond | (ik) dwaalde rond |
(jij) dwaalt rond | (jij) dwaalde rond |
(hij) dwaalt rond | (hij) dwaalde rond |
(wij) dwalen rond | (wij) dwaalden rond |
(jullie) dwalen rond | (jullie) dwaalden rond |
(gij) dwaalt rond | (gij) dwaaldet rond |
(zij) dwalen rond | (zij) dwaalden rond |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) ronddwale | (dat ik) ronddwaalde |
(dat jij) ronddwale | (dat jij) ronddwaalde |
(dat hij) ronddwale | (dat hij) ronddwaalde |
(dat wij) ronddwalen | (dat wij) ronddwaalden |
(dat jullie) ronddwalen | (dat jullie) ronddwaalden |
(dat gij) ronddwalet | (dat gij) ronddwaaldet |
(dat zij) ronddwalen | (dat zij) ronddwaalden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
dwaal rond | dwaalt rond |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
ronddwalend, ronddwalende | (hebben) rondgedwaald |