Informatie over het woord toucheren (Nederlands → Esperanto: tuŝi)

Synoniemen: aankomen, aanraken, beroeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/tuˈsjerə(n)/
Afbrekingtou·che·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) toucheer(ik) toucheerde
(jij) toucheert(jij) toucheerde
(hij) toucheert(hij) toucheerde
(wij) toucheren(wij) toucheerden
(jullie) toucheren(jullie) toucheerden
(gij) toucheert(gij) toucheerdet
(zij) toucheren(zij) toucheerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) touchere(dat ik) toucheerde
(dat jij) touchere(dat jij) toucheerde
(dat hij) touchere(dat hij) toucheerde
(dat wij) toucheren(dat wij) toucheerden
(dat jullie) toucheren(dat jullie) toucheerden
(dat gij) toucheret(dat gij) toucheerdet
(dat zij) toucheren(dat zij) toucheerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
toucheertoucheert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
toucherend, toucherende(hebben) getoucheerd

Vertalingen

Afrikaansaanraak
Catalaansafectar; concernir; tocar
Deensberøre
Duitsrühren; anrühren; berühren; tangieren
Engelstouch
Esperantotuŝi
Faeröersnerta
Finskoskettaa
Franstoucher
Grieksαγγίζω
Italiaanstoccare
Latijntangere
Maleissentuh
Papiamentsmishi
Portugeesbulir; mexer; tocar
Roemeensatinge
Saterfriesberüürje; roakje; röögje
Spaansestar en contacto; tocar
Srananfasi; meri
Thaisจด; ต้อง; แตะ; แตะต้อง
Westerlauwers Friesoanreitsje; oanroere
Zweedsberöra