Informatie over het woord horen (Nederlands → Esperanto: aŭdi)

Synoniemen: vernemen, verstaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦoːrə(n)/
Afbrekingho·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hoor(ik) hoorde
(jij) hoort(jij) hoorde
(hij) hoort(hij) hoorde
(wij) horen(wij) hoorden
(jullie) horen(jullie) hoorden
(gij) hoort(gij) hoordet
(zij) horen(zij) hoorden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hore(dat ik) hoorde
(dat jij) hore(dat jij) hoorde
(dat hij) hore(dat hij) hoorde
(dat wij) horen(dat wij) hoorden
(dat jullie) horen(dat jullie) hoorden
(dat gij) horet(dat gij) hoordet
(dat zij) horen(dat zij) hoorden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hoorhoort
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
horend, horende(hebben) gehoord

Voorbeelden van gebruik

Ze hoorden een vliegtuigmotor.
Hij wilde nu ook horen wat ze had verzwegen.
Een eind verder hoorde hij het geluid van een paard dat snel wegdraafde.
Dat zult u mij niet horen zeggen, edele heer.
Op een afstand van dertig yard kon hij al het gesnurk van de bewakers horen.
Ik hoor iemand naderen!

Vertalingen

Afrikaanshoor
Albaneesdëgjoj
Catalaansassabentar‐se de; exaudir; oir; sentir
Deenshøre; afhøre
Duitshören; verstehen; anhören; Gehör schenken; sagen hören; mitgeteilt bekommen; zu Ohren kommen
Engelshear
Engels (Oudengels)hyran
Esperantoaŭdi
Faeröershoyra
Finskuulla
Fransentendre
Grieks (Oudgrieks)αἰσθάνομαι; ἀκούω
Hongaarshall
IJslandsheyra
Italiaansudire
Jamaicaans Creoolsier
Jiddischהערן
Kabylischsel
Latijnaudire
Luxemburgshéieren
Maleisdengar; mendengar
Nederduitshöyren; verstån
Noorshøre
Papiamentstende
Poolssłyszeć
Portugeesouvir; ouvir dizer
Roemeensauzi
Russischслышать
Saterfriesfernieme; heere
Schotshear
Schots-Gaelischcluinn
Spaansoír
Srananyere
Swahili‐sikia
Thaisได้ยิน
Tsjechischslyšet
Turksduymak; işitmek
Westerlauwers Frieshearre
Zweedshöra