Informatie over het woord vastdraaien (Nederlands → Esperanto: turnfiksi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvɑsdraːjə(n)/
Afbrekingvast·draai·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) draai vast(ik) draaide vast
(jij) draait vast(jij) draaide vast
(hij) draait vast(hij) draaide vast
(wij) draaien vast(wij) draaiden vast
(jullie) draaien vast(jullie) draaiden vast
(gij) draait vast(gij) draaidet vast
(zij) draaien vast(zij) draaiden vast
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vastdraaie(dat ik) vastdraaide
(dat jij) vastdraaie(dat jij) vastdraaide
(dat hij) vastdraaie(dat hij) vastdraaide
(dat wij) vastdraaien(dat wij) vastdraaiden
(dat jullie) vastdraaien(dat jullie) vastdraaiden
(dat gij) vastdraaiet(dat gij) vastdraaidet
(dat zij) vastdraaien(dat zij) vastdraaiden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
draai vastdraait vast
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
vastdraaiend, vastdraaiende(hebben) vastgedraaid

Vertalingen

Esperantoturnfiksi