Informatie over het woord poke (Engels → Esperanto: piki)

Synoniemen: pick, stab, sting, pierce, prick, puncture, pique, stick, jab, goad, prickle

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/pəʊ̯k/
Afbrekingpoke
Shaw‐alfabet𐑐𐑴𐑒

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) poke(I) poked
(thou) pokest(thou) pokedst
(he) pokes, poketh(he) poked
(we) poke(we) poked
(you) poke(you) poked
(they) poke(they) poked
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) poke (I) poked
(thou) poke(thou) poked
(he) poke(he) poked
(we) poke(we) poked
(you) poke(you) poked
(they) poke(they) poked
Gebiedende wijs
poke
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
pokingpoked

Vertalingen

Afrikaanssteek
Albaneesthumboj
Catalaanspicar; punxar
Deensstikke
Duitsstechen
Esperantopiki
Faeröersprika
Finspistää
Franspiquer
Italiaanspungere
Jiddischשטעכן
Latijnpungere
Luxemburgsstiechen
Maleismenusuk; tikam; tusuk
Nederlandsporren; steken
Noorsstikke
Portugeesaferroar; picar
Russischкольнуть
Saterfriesprikje; steete; stichelje; stikje; stöäkelje
Spaanspicar; pinchar; punzar
Sranandyuku
Westerlauwers Friesstekke
Zweedssticka