Informatie over het woord ponsen (Nederlands → Esperanto: trui)

Synoniemen: doorzeven, knippen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpɔnsə(n)/
Afbrekingpon·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) pons(ik) ponste
(jij) ponst(jij) ponste
(hij) ponst(hij) ponste
(wij) ponsen(wij) ponsten
(jullie) ponsen(jullie) ponsten
(gij) ponst(gij) ponstet
(zij) ponsen(zij) ponsten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ponse(dat ik) ponste
(dat jij) ponse(dat jij) ponste
(dat hij) ponse(dat hij) ponste
(dat wij) ponsen(dat wij) ponsten
(dat jullie) ponsen(dat jullie) ponsten
(dat gij) ponset(dat gij) ponstet
(dat zij) ponsen(dat zij) ponsten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ponsponst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ponsend, ponsende(hebben) geponst

Vertalingen

Duitslochen
Engelspunch
Esperantotrui
Franspercer
Portugeesesburacar; furar
Spaansagujerear