Information über das Wort vinden (Niederländisch → Esperanto: trovi)

WortartVerb
Aussprache/ˈvɪndə(n)/
Trennungvin·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) vind(ik) vond
(jij) vindt(jij) vond
(hij) vindt(hij) vond
(wij) vinden(wij) vonden
(jullie) vinden(jullie) vonden
(gij) vindt(gij) vondt
(zij) vinden(zij) vonden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) vinde(dat ik) vonde
(dat jij) vinde(dat jij) vonde
(dat hij) vinde(dat hij) vonde
(dat wij) vinden(dat wij) vonden
(dat jullie) vinden(dat jullie) vonden
(dat gij) vindet(dat gij) vondet
(dat zij) vinden(dat zij) vonden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
vindvindt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
vindend, vindende(hebben) gevonden

Gebrauchsbeispiele

Ik kon de foto niet vinden.
Hun huis in Essex was al verkocht en ze moesten dus wel gauw een huis vinden.
Alleen als de gemeente Gouda zelf een oplossing vond, kon de brug er komen.
Het lichaam van de man is gevonden in de buurt van Lisbon, heeft de politie bekendgemaakt.
En ze hebben niets gevonden?

Übersetzungen

Afrikaansvind
Albanischgjej
Dänischfinde
Deutschfinden; befinden; ermitteln
Englischfind; strike
Englisch (Altenglisch)findan; gemetan; metan
Esperantotrovi
Färöerischfinna
Finnischlöytää
Französischtrouver
Isländischfinna
Italienischtrovare
Jamaikanisches Kreolischfain
Katalanischtrobar
Lateinreperire
Luxemburgischfannen
Niederdeutschvinden
Norwegischfinne
Papiamentohaña; haya
Polnischznaleźć
Portugiesischachar; asceitar; deparar; encontrar
Rumänischgăsi
Russischнайти; находить
Saterfriesischanträffe; befiende; fiende; träffe
Schottisch Gälischfaigh
Schwedischfinna; hitta; upphitta
Scotsfind
Spanischencontrar; hallar
Srananfeni
Tschechischnacházet; najít; nalézat; nalézt; shledat
Türkischbulmak
Ungarischtalál
Westfriesischfine; finen