Informatie over het woord drinken (Nederlands → Esperanto: trinki)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/drɪŋkə(n)/
Afbrekingdrin·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) drink(ik) dronk
(jij) drinkt(jij) dronk
(hij) drinkt(hij) dronk
(wij) drinken(wij) dronken
(jullie) drinken(jullie) dronken
(gij) drinkt(gij) dronkt
(zij) drinken(zij) dronken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) drinke(dat ik) dronke
(dat jij) drinke(dat jij) dronke
(dat hij) drinke(dat hij) dronke
(dat wij) drinken(dat wij) dronken
(dat jullie) drinken(dat jullie) dronken
(dat gij) drinket(dat gij) dronket
(dat zij) drinken(dat zij) dronken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
drinkdrinkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
drinkend, drinkende(hebben) gedronken

Voorbeelden van gebruik

Ze dronk van haar tomatesap, om haar verwarring te camoufleren.
Zij praatten een beetje samen, en toen staken zij een sigaar op en dronken een glas wijn.
Van tijd tot tijd bleef hij staan om hem te bewonderen, doch eindelijk kwam hij in dat deel van de jungle waar Bagheera bij voorkeur verblijf hield en vond hem daar drinkende.
Hij ging nog even een straatje om en dronk in een klein cafeetje een kop koffie.
We hebben gegeten, gedronken en gerust.
Drink per dag twee liter water.
Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke.

Vertalingen

Afrikaansdrink
Catalaansbeure
Deensdrikke
Duitstrinken
Engelsdrink; imbibe
Engels (Oudengels)drincan
Esperantotrinki
Faeröersdrekka
Finsjuoda
Fransboire
Hawaiaansamu; inu; inumia; pā
Hongaarsiszik
IJslandsdrekka
Italiaansbere
Jamaicaans Creoolsjringk
Jiddischטרינקען
Kabylischsew
Latijnbibere
Luxemburgsdrénken
Maleisminum; meminum
Nederduitsdrinken; gebrüken
Noorsdrikke
Papiamentsbebe
Poolspić
Portugeesbeber; libar
Roemeensbea
Russischвыпить; пить
Saterfriesdrinke
Schotsdrink
Schots-Gaelischòl
Spaansbeber
Sranandringi
Thaisดื่ม
Tsjechischnapít se; pít; pití
Turksiçmek
Welsyfed
Westerlauwers Friesdrinke