Informatie over het woord snijden (Nederlands → Esperanto: tranĉi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsnɛi̯də(n)/, /ˈsnɛi̯jə(n)/
Afbrekingsnij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) snij, snijd(ik) sneed
(jij) snijdt(jij) sneed
(hij) snijdt(hij) sneed
(wij) snijden(wij) sneden
(jullie) snijden(jullie) sneden
(gij) snijdt(gij) sneedt
(zij) snijden(zij) sneden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) snijde(dat ik) snede
(dat jij) snijde(dat jij) snede
(dat hij) snijde(dat hij) snede
(dat wij) snijden(dat wij) sneden
(dat jullie) snijden(dat jullie) sneden
(dat gij) snijdet(dat gij) snedet
(dat zij) snijden(dat zij) sneden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
snij, snijdsnijdt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
snijdend, snijdende(hebben) gesneden

Voorbeelden van gebruik

De regering in het VK snijdt diep in de uitgaven.

Vertalingen

Catalaanstallar
Deensskære
Duitsschneiden
Engelscut; slice
Engels (Oudengels)ceorfan; scieran; sniþan
Esperantotranĉi
Faeröersskera
Finsleikata
Franscouper; tailler; trancher
Hawaiaanshōʻoki; kaha; kālai; mō; moku; mokuhia; mokumoku; momoku; ʻoki
Hongaarsvág
IJslandssníða
Italiaanstagliare
Jamaicaans Creoolskot
Jiddischשנײַדן
Latijnscalpere; secare
Luxemburgsschneiden
Maleispotong; memotong
Nederduitssnyden
Noorskutte; skjære
Papiamentskòrta
Poolsciąć
Portugeescortar; partir; talhar
Roemeenstăia
Russischрезать
Saterfriessniede
Schots-Gaelischgeàrr
Spaanscortar
Thaisตัด; ผ่า
Tsjechischkrájet; nakrájet; ostříhat; řezat; říznout; stříhat
Turkskesmek
Westerlauwers Friesfykje; snije