Informatie over het woord óverlopen (Nederlands → Esperanto: transiri)

Synoniem: overgaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈovərlopə(n)/
Afbrekingover·lo·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) loop over(ik) liep over
(jij) loopt over(jij) liep over
(hij) loopt over(hij) liep over
(wij) lopen over(wij) liepen over
(jullie) lopen over(jullie) liepen over
(gij) loopt over(gij) liept over
(zij) lopen over(zij) liepen over
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) overlope(dat ik) overliepe
(dat jij) overlope(dat jij) overliepe
(dat hij) overlope(dat hij) overliepe
(dat wij) overlopen(dat wij) overliepen
(dat jullie) overlopen(dat jullie) overliepen
(dat gij) overlopet(dat gij) overliepet
(dat zij) overlopen(dat zij) overliepen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
loop overloopt over
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
overlopend, overlopende(zijn) overgelopen