Information about the word overgeven (Dutch → Esperanto: transdoni)

Synonyms: aangeven, aanreiken, afdragen, afgeven, overbrengen, overreiken, toereiken, doorgeven, overdragen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈovərɣevə(n)/
Hyphenationover·ge·ven

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) geef over(ik) gaf over
(jij) geeft over(jij) gaf over
(hij) geeft over(hij) gaf over
(wij) geven over(wij) gaven over
(jullie) geven over(jullie) gaven over
(gij) geeft over(gij) gaaft over
(zij) geven over(zij) gaven over
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) overgeve(dat ik) overgave
(dat jij) overgeve(dat jij) overgave
(dat hij) overgeve(dat hij) overgave
(dat wij) overgeven(dat wij) overgaven
(dat jullie) overgeven(dat jullie) overgaven
(dat gij) overgevet(dat gij) overgavet
(dat zij) overgeven(dat zij) overgaven
Imperative mood
Singular/PluralPlural
geef overgeeft over
Participles
Present participlePast participle
overgevend, overgevende(hebben) overgegeven

Usage samples

U moet mij of vrijlaten, of aan de politie overgeven, zo staat het in de wet.

Translations

Afrikaansoordra; aangee
Englishdeliver; hand over; pass
Esperantotransdoni
Germanangeben; aushändigen; einhändigen; herreichen; überliefern; übergeben; überreichen
Polishprzekazać
Portuguesealienar; transmitir
Saterland Frisiananreeke; häärreeke; uurlääwerje
Spanishalargar; transferir
West Frisianoanlangje; oanrikke; ôfdrage; ôfjaan