Information about the word afdragen (Dutch → Esperanto: transdoni)

Synonyms: aangeven, aanreiken, afgeven, overbrengen, overgeven, overreiken, toereiken, doorgeven, overdragen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɑvdraɣə(n)/
Hyphenationaf·dra·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) draag af(ik) droeg af
(jij) draagt af(jij) droeg af
(hij) draagt af(hij) droeg af
(wij) dragen af(wij) droegen af
(jullie) dragen af(jullie) droegen af
(gij) draagt af(gij) droegt af
(zij) dragen af(zij) droegen af
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) afdrage(dat ik) afdroege
(dat jij) afdrage(dat jij) afdroege
(dat hij) afdrage(dat hij) afdroege
(dat wij) afdragen(dat wij) afdroegen
(dat jullie) afdragen(dat jullie) afdroegen
(dat gij) afdraget(dat gij) afdroeget
(dat zij) afdragen(dat zij) afdroegen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
draag afdraagt af
Participles
Present participlePast participle
afdragend, afdragende(hebben) afgedragen

Usage samples

De koning draagt zijn geld af aan de staat zoals het hoort.

Translations

Afrikaansoordra; aangee
Englishhand over
Esperantotransdoni
Germanangeben; aushändigen; einhändigen; herreichen; überliefern; übergeben; überreichen
Polishprzekazać
Portuguesealienar; transmitir
Saterland Frisiananreeke; häärreeke; uurlääwerje
Spanishalargar; transferir
West Frisianoanlangje; oanrikke; ôfdrage; ôfjaan