Informatie over het woord twijnen (Nederlands → Esperanto: tordi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtʋɛɪ̯nə(n)/
Afbrekingtwij·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) twijn(ik) twijnde
(jij) twijnt(jij) twijnde
(hij) twijnt(hij) twijnde
(wij) twijnen(wij) twijnden
(jullie) twijnen(jullie) twijnden
(gij) twijnt(gij) twijndet
(zij) twijnen(zij) twijnden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) twijne(dat ik) twijnde
(dat jij) twijne(dat jij) twijnde
(dat hij) twijne(dat hij) twijnde
(dat wij) twijnen(dat wij) twijnden
(dat jullie) twijnen(dat jullie) twijnden
(dat gij) twijnet(dat gij) twijndet
(dat zij) twijnen(dat zij) twijnden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
twijntwijnt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
twijnend, twijnende(hebben) getwijnd

Vertalingen

Catalaanstòrcer
Duitsdrehen; ringen; winden
Engelscontort; distort; mangle; rick; warp; wrench; wrest; wring
Esperantotordi
Faeröerssnúðra; tvinna; vinda
Franstordre
Portugeescontorcer; retorcer; torcer
Saterfriestraale; wiende; wringe
Spaansretorcer; torcer
Tsjechischplést